Inleiding: koning uit de schaduw
Koning Lodewijk XIII stierf vrij jong: zijn zoon, de latere Lodewijk XIV, was maar een kleuter van vijf. Zijn moeder Anne van Oostenrijk en kardinaal Mazarin regeerden in zijn plaats. Zij hadden af te rekenen met opstanden van de Franse adel en het parlement van Parijs tegen het opkomend absolutisme (1648-1652). Deze frondes maakten diepe indruk op de kleine Lodewijk XIV. Hij deed er dan ook alles aan om de adel uit zijn bestuur te weren. Die voelden zich daardoor vernederd. Bij de dood van Mazarin, hij was toen 18 jaar, zette hij zijn moeder en haar kliek opzij en regeerde persoonlijk en alleen.
Na de dood van Mazarin zou Lodewijk dan ook meteen hoog van de toren blazen met zijn toespraak tegen zijn ministers: “Ik heb u bij elkaar geroepen om u te zeggen dat ik mijn zaken tot nu toe heb willen laten beheren door de heer Mazarin, maar dat het nu tijd wordt dat ik ze zelf ga beheren. U zult mij alleen helpen met uw raad als ik u erom vraag. Ik verbied u ook maar iets te ondertekenen buiten mijn opdracht om. Ik wens dat u bij mij persoonlijk iedere dag verwoording aflegt over wat u gedaan hebt. De zaken zullen veranderen. De regering van de staat en mijn onderhandelingen met het buitenland zal ik anders aanpakken dan de Heer Mazarin. U weet nu wat mijn wil is. Het enige wat u nog hoeft te doen, is mijn wil uitvoeren.”
Bron 1: De koning over adel en burgerij
‘Het getuigt van een gebrek aan vooruitziendheid het bestuur van de provincies in handen te geven van prinsen van den bloede (adel). Zij mogen voor het welzijn van de staat, nooit een ander verblijf hebben dan het hof (Versailles). Wil ik eerlijk zijn, dan moet ik bekennen dat ik er geen belang bij had onderdanen met uitzonderlijke begaafdheden in dienst te nemen. Voor mij was het belangrijkste dat zij nooit hogere ambities zouden koesteren dan deze die ik zelf bereid was hun toe te kennen. Voor lieden van hoge afkomst is dat juist de moeilijkheid.’
Uit de aantekeningen van Lodewijk XIV, bedoeld voor zijn opvolger
Bron 2: Burgers als koninklijke ambtenaren
Het bestuur van Frankrijk legde Lodewijk XIV steeds meer in handen van een beperkt aantal gekozen ambtenaren, voornamelijk uit de burgerij. In de provincies vertegenwoordigden gouverneurs (van adel) de koning, maar de eigenlijke macht berustte al sinds Lodewijk XIII bij deze trouwe ambtenaren. Zo lezen wij in een aanstellingsacte van een intendant:
Wij (de koning) hebben u aangesteld tot intendant van justitie,politie en financies in de Provence om er de rechtspraak volgens onze wetten te hervormen, om na te gaan of onze ambtenaren hun plicht te doen, om ons te informeren over alle ongeregeldheden, samenzweringen, onwettige wapendracht en bijeenkomsten. U moet de algemene leiding nemen bij het innen van de belastingen. Kortom; u moet onze wetten doen naleven.
Naar een aanstellingsacte van een intendant, 1638
Bron 3: De veroveringen van Lodewijk XIV/ Inkomsten en uitgaven Franse staat
Maak jouw eigen website met JouwWeb