Het grootste vorstelijke project was Versailles.
De Franse koningen verbleven in de loop van de geschiedenis in een aantal paleizen, zoals het Louvre. In 1661 gaf Lodewijk XIV de opdracht het jachtslot van zijn vader Lodewijk XIII in Versailles te laten verbouwen tot zijn nieuw kasteel. Voor de inrichting koos hij voor barokarchitectuur. In 1682 nam de koning er, samen met zijn ministers en hofhouding, zijn intrek. Er werd nog tot 1708 verder gebouwd door duizenden bouwvakkers, tot het paleis een kleine stad werd. Hoeveel mensen er woonden, is niet precies geweten. Schattingen spreken van om en bij de 10.000.


Het paleis van Lodewijk XIV in Versailles. Louis Le Vau en Jules Hardouin-Mansart waren de twee belangrijkste architecten. Charles le Brun hield zich met het interieur bezig. Versailles is één van de grootste kastelen ter wereld en staat op de Werelderfgoedlijst van de Unesco.

De beroemde 'Galerie des Glaces' of de spiegelzaal in het paleis van Versailles

De spiegelzaal is 73m lang en 10.50 m breed en heeft 17 vensters en 357 spiegels. Men schat dat één spiegel in die tijd ongeveer 352 livres kostte. Dus voor alle spiegels samen zou dat op een som van 125 664 livres uitkomen. Omgerekend zou dat neerkomen op een totaalbedrag van 1 885 960 euro. In deze galerij ontving de koning o.a. de ambassadeurs. Alle spiegels werden door la Manufacture Royale des Glaces à Miroirs gemaakt. Die manufactuur werd in 1665 opgericht. De spiegels waren in de 17de eeuw een wonder op zich. Niet alleen door de afmetingen, maar vooral omdat de mensen zich voor de eerste keer in hun geheel in een spiegel konden zien. De spiegelzaal was meteen ook een publiciteitsstunt voor de Franse nijverheid. Alle buitenlandse vorsten bestelden gretig spiegels voor hun eigen hoven.

Lodewijk XIV deed in 1661 beroep op tuinarchitect André Le Nôtre om de tuin van zijn paleis aan te leggen. André Le Nôtre creëerde een prachtige Franse tuin. Het nam 40 jaar in beslag alvorens de volledige tuin af was.



De tuinen van Versailles tellen maar liefst 2400 fonteinen. Om de gigantische fonteinen te doen werken was een enorme hoeveelheid water nodig. Om het water van de Seine naar Versailles te leiden, werden kanalen en aquaducten aangelegd. De fonteinten moesten in werking treden telkens wanneer de koning in de buurt was.
Een getuigenis van een tijdgenoot over het leven aan het hof van Versailles
De vorst verwachtte niet alleen dat alle leden van de hoogste stand permanent aanwezig zouden zijn aan het hof. Bij de rituelen van het opstaan en het slapengaan, bij de maaltijden en in de tuinen van Versailles, keerde Lodewijk XIV zijn ogen naar links en naar rechts. Niets ontsnapte hem, hij zag iedereen. Als iemand afwezig was van het hof, dan moest hij weten waarom. Iemand die zelden of nooit aan het hof was, kon rekenen op zijn afkeuring (...) Hij hield van schittering, grootsheid en overvloed in alles, en hij stimuleerde een gelijkaardige smaak bij heel het hof. Wie veel geld spendeerde aan zijn uitrusting en zijn inrichting, aan feesten en aan het kaartspel, was zeker zijn gunst te winnen of een gesprek met hem te krijgen. Dit had ook met politieke motieven te maken. Door van een kostelijke levensstijl de heersende mode te maken en voor mensen van een zekere rang zelfs een noodzakelijkheid, dwong hij zijn hovelingen om boven hun stand te leven en hij maakte ze aldus langzaam van hemzelf afhankelijk voor hun inkomen.
Uit: L. de Rouvroy, duc de Saint-Simon (1675-1755), Mémoires, 12, XIX, 1715
De hofadel in de stralen van de zonnekoning
Om in de gunst van Lodewijk XIV te komen werd de adel verplicht zich daar te vestigen: in feite ruilden ze hun macht voor een hoop nietszeggende titels. Aldus kon de koning hen altijd controleren. Dat werkte graaf Saint-Simon danig op de zenuwen:
Wat je ziet is niet wat het is: het hof is een schouwtoneel voor edellieden, die eigenlijk alleen als decoratie dienen. Maar het is wel de uitgelezen plaats om al de juiste mensen die wel invloed hebben op de koning te benaderen, omdat deze ministers en hoge ambtenaren aan het hof verblijven en er hun kinderen uithuwelijken. Het is een ontmoetingsplaats waar nieuwe aangestelde ambtenaren, hoge burgers, en de oude adellijke families zich kunnen vermengen. De samensmelting van de elites is dus in volle gang, waarbij deze burgers een trapje hoger kunnen klimmen dan hun afkomst.
Naar: Saint-Simon, Mémoires, 174-1755
Zien en gezien worden
Vor de adel bleef er niets over dan zoveel als mogelik op te vallen om zich te laten uitnodigen voor de dagelijkse rituelen van de koning, zoals de 'levée du roi' (opstaan, in de slaapkamer) en 'la prière du roi' (gebed, in de kapel)
Saint-Simpn herinnert zich deze bezigheidstherapie voor hovelingen:
Om acht uur 's morgens wekte de eerste kamerdienaar de koning. De koning nam wijwater en sprak een gebed. Intussen waren de prinsen en nadien enkele vertegenwoordigers van de hoogste adel binnengekomen. Ook de ministers, de voorlezer, de apothekers, geneesheren, enkele officieren en kamerdienaars waren op post. Vervolgens zette de koning een kleine pruik op. Onmiddellijk traden de hoge geestelijken, gezanten en maarschalken binnen, waarop een omvangrijke groep van hovelingen volgde. De koning trok zijn nachthemd uit en gaf de relikwieën, die hij 's nachts op het blote lijf droef, aan de eerste kamerdienaar. Dan wenste hij zijn daghemd. Dit was het hoogtepunt van de ceremonie: het recht de koning zijn hemd te geven kwam toe aan de broer van de koning: wanneer hij afwezig was mochten de zonen of de kleinzonen dit doen.
Naar: Saint-Simon, Mémoires, 1740-1755

De slaapkamer van de koning
Versailles, een gouden kooi
De graaf Saint-Simon, de royalty-watcher van het Franse hof, beschreef het leven in Versailles in zijn Mémoires:
De koninklijke vertrekken lijden aan verschrikkelijke ongemakken: de toiletten en andere gore en onwelriekende privaten zijn niet afgeschermd (...) De ontstellende grootsheid van de tuinen wordt slechts geëvenaard door de slechte smaak waarmee ze zijn ontworpen (...) Om van de koelte van de schaduwrijke tuinen te kunnen genieten, is men gedwongen een groot snikheet plein over te steken. Aan het eind daarvan valt niets anders te doen dan naar boven en naar beneden te klauteren. Op de grond kan je nergens zitten omdat je je dan verbrandt. De talrijke waterstroompjes die naar alle richtingen worden gepompt, maken het water groen, dik en troebel: het verspreidt een ongezonde vochtigheid en een smerige stank.
Naar: Saint-Simon, Mémoires, 1740-1755
Maak jouw eigen website met JouwWeb